DMI-ecosyteem logo

Slimmer strooien dankzij voertuigdata

Meer dan 135 miljoen kilo zout, 1500 mensen en 1200 strooiwagens en sneeuwschuivers: afgelopen winter hadden de gladheidbestrijders van Rijkswaterstaat het druk. Hoe bereid je je daarop voor? En ook een interessante vraag: kan data uit de sensoren van auto’s helpen om de gladheid nog efficiënter te bestrijden?

 

Wintergladheidbestrijding is ingewikkelder dan het lijkt. De strooiwagens van Rijkwaterstaat gaan niet zomaar de weg op en er geldt een strikt protocol van routes en regels. Maar het begint allemaal met de waarneming: wanneer wordt het glad en – niet onbelangrijk – waar? ‘Daarvoor hebben we door het hele land geavanceerde meetstations staan’, vertelt Alex van den Hoek, adviseur Gladheidsystemen bij Rijkswaterstaat. ‘Maar die kunnen onmogelijk elk stukje van de weg meten. En ook onze weginspecteurs kunnen nou eenmaal niet overal tegelijk zijn.’

 

Een schat aan informatie

Daarom deed Rijkswaterstaat in de afgelopen twee winters een proef met (geanonimiseerde) data uit sensoren van ‘gewone’ auto’s. Van den Hoek: ‘Al die auto’s op de weg leveren een schat aan informatie. Aan de hand van data uit wielsystemen kun je bijvoorbeeld zien waar auto’s minder grip op de weg beginnen te krijgen: een indicatie dat het daar glad dreigt te worden. Ook uit data van temperatuurmeters en automatische ruitenwissers kun je veel afleiden over de intensiteit van vorst en neerslag op een bepaalde plek.’

 

Samenspel van factoren

Gladheid is een complex samenspel van factoren. Bebouwing, bossen, bruggen en viaducten, de bodemsamenstelling, de wegdektemperatuur, de luchtvochtigheid en de aanwezigheid van zout – het is allemaal van invloed. ‘Vorst betekent dus niet automatisch dat een weg of wegdeel glad wordt,’ zegt Rini Donker van Rijkswaterstaat, net als zijn collega een expert op het gebied van gladheidbestrijding. ‘Terwijl het voor onze processen essentieel is om te weten waar het als eerste glad dreigt te worden: daarop baseren we de routes die onze strooiwagens gaan rijden.’

 

Informatie verrijken

Uit de pilot blijkt dat vooral de gegevens uit banden en wielen – ‘frictiedata’ – kunnen helpen om slimmer en efficiënter te strooien. Donker: ‘Door andere metingen te verrijken met voertuigdata, krijgen we een beter dekkend beeld van het betreffende wegennet en de locaties die extra gevoelig zijn voor gladheid. Daardoor kunnen we sneller reageren en onze strooiroutes gerichter plannen. Bovendien is voertuigdata goedkoper dan meetstations, die regelmatig onderhoud nodig hebben of moeten worden vervangen.’

 

Processen verbeteren

Donker en Van den Hoek zijn enthousiast over de uitkomsten van de pilot. ‘We zien echt kansen’, zeggen ze. ‘En het helpt om onze eigen processen te verbeteren. Uiteindelijk zou je zelfs het hele netwerk in kaart kunnen brengen met één applicatie die alle relevante data met elkaar verbindt. Dan krijg je een heel andere manier van gladheidbestrijding.’

Deze pilot is, samen met onder meer de pilots over data over de technische staat van de weg en voertuigdata als aanvulling op asfaltinspecties, aanleiding voor het ministerie van IenW om met RWS, provincies en gemeenten te verkennen hoe het gebruik van actuele informatie over de staat van de weg opgeschaald kan worden. Onder de noemer Road Monitor (ROMO) verkennen ze hoe die informatie het best onderdeel kan worden van hun werk en tot efficiënt en slim wegbeheer leidt. Doel is weggebruikers een nog veiliger weg te bieden.

Verwante Artikelen

Digitale hobbels op de weg

Data uit de sensoren van voertuigen kan helpen om bepaalde afwijkingen in het wegdek sneller en beter in beeld te krijgen. Daarmee is voertuigdata een waardevolle aanvulling op de periodieke asfaltinspecties van wegbeheerders. Voor het meten van stroefheid – belangrijk voor de bandengrip op de weg – ligt het iets complexer.

Conferentie ‘MaaS, hubs en deelmobiliteit – mobiliteitsvernieuwing in slimme, duurzame steden’

Carpoolend, met de (elektrische) auto, trein of fiets. Deelnemers aan de conferentie ‘MaaS, hubs en deelmobiliteit – mobiliteitsvernieuwing in slimme, duurzame steden’ kwamen op donderdag 16 februari jl. op allerlei manieren naar DeFabrique in Utrecht. Dat bleek na een snelle peiling van dagvoorzitter Joost Hoebink, waarmee hij een dag vol inzichten, inspiratie en urgentie opende. Waar staan we met het slim en duurzaam vormgeven van mobiliteit? En hoe verhoudt de mobiliteitsopgave zich tot die andere grote doelen voor 2030? De Utrechtse Merwedekanaalzone diende als lichtend voorbeeld.

Reacties

Ga naar de inhoud