Digitalisering versneller woningopgave: “We moeten naar de voorkant van het proces”

Arjan Spruijt van DMI en Michelle van Dijk van het ministerie van VRO spraken onlangs op een bijeenkomst van het Lenteakkoord, het samenwerkingsprogramma van de zes grootste bracheverenigingen in de bouwsector en het ministerie van VRO om Circulair Industrieel Bouwen te versnellen. Centrale vraag: hoe kan digitalisering hierbij helpen? “We moeten tijd vrijmaken om anders te werken.”

Hoe versnellen we de woningbouwopgave zonder concessies te doen aan ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid? In een plenaire sessie voor ruim honderd aanwezigen gingen Spruijt en Van Dijk in gesprek over de rol van digitalisering. Conclusie: wie de complexiteit van gebiedsontwikkeling wil doorbreken, moet integraal samenwerken en digitalisering naar de voorkant van het proces brengen.

Hoe brengen we het allemaal bij elkaar?

De woningbouwopgave tot 2030 is al enorm. Niet alleen moeten er honderdduizenden woningen bijkomen, ook spelen klimaatadaptatie, stikstofreductie, mobiliteit en energie-infrastructuur een rol. “Het is een integrale opgave”, benadrukte Van Dijk dan ook. “We hebben te maken met duurzaamheidseisen, financiële kaders, stedenbouwkundige kwaliteit en maatschappelijke vraagstukken zoals gezondheid en sociale cohesie. Hoe brengen we dat allemaal bij elkaar? Dat doen we door samen te werken, maar ook door veel meer gebruik te maken van data en digitale tools. . Die biedt enorme kansen om inzicht in de opgaven ter plaatse te krijgen.”

Gebiedsontwikkeling naar de voorkant

Spruijt schetste het beeld van een sector die worstelt met versnelling. “Aan de voorkant van het proces, maar eigenlijk in alle fasen, moet de juiste informatie op tafel liggen. Zodat betrokken partijen gezamenlijk een integrale afweging kunnen maken. Door eerder digitaal inzichtelijk te hebben in welke onderwerpen er spelen in een gebied of bij een project, zien we ook eerder waar versnelling daadwerkelijk mogelijk is. En wat potentiële hobbels zijn in een gebied. Als we niet aan de voorkant al digitaal gaan samenwerken, blijven we vastlopen in fragmentatie. Gebiedsontwikkeling gaat door dezelfde poortjes: beleid, stakeholders, vergunningen… Als je dat proces niet integraal en digitaal organiseert, verlies je tijd en ook kwaliteit.”

Van losse puzzel naar integraal proces

Digitalisering is volgens beide sprekers geen doel op zich, maar bovenal een middel om betere keuzes te kunnen maken. Spruijt: “Met een digitale kaart, en dan bedoel ik niet een statische kaart, kun je alle relevante informatie ontsluiten: geluid, stikstof, ondergrondmodellen, verzakkingsrisico’s. Die kaart kan verschillende vormen hebben. Denk aan digitale tweelingen, maar ook aan scenarioanalyses. En dat op basis van uniforme, technische standaarden. Er zijn tal van partijen die kunnen helpen met het  doorrekenen van scenario’s. Bijvoorbeeld voor drie, vijf of tien jaar vooruit. Dat maakt het mogelijk om ruimtelijke keuzes beter te onderbouwen en risico’s vroegtijdig te signaleren.”

Effecten zichtbaar maken

Van Dijk voegde daaraan toe dat dit niet alleen technisch van belang is, maar ook maatschappelijk. “Als je data vanaf het begin beschikbaar hebt en door de hele keten meeneemt, kun je effecten zichtbaar maken. Bijvoorbeeld: hoe beïnvloedt een ontwerp aspecten als gezondheid, mobiliteit of energiegebruik? Dat inzicht helpt om investeringen te koppelen aan maatschappelijke baten.  Deze kun je dan bijvoorbeeld ook gebruiken in het contact met bewoners.”

Uniforme datamodellen

Een belangrijk thema in de sessie was standaardisatie. Spruijt wees op initiatieven zoals MiniBIM voor gebouwen en MiniGIM voor gebieden (zie kader, red.). “Ontwikkelaars, gemeenten en andere partijen moeten dezelfde taal spreken om informatie door de keten heen telkens mee te nemen. Als je te laat ontdekt dat er kabels liggen of dat netcapaciteit ontbreekt, loop je enorme risico’s. Uniforme datamodellen helpen om die informatie vroegtijdig te delen en showstoppers te identificeren.” Van Dijk ziet hierin ook een rol voor het Rijk: “We willen de afstand tussen beleid en praktijk verkleinen. Door standaarden breed beschikbaar te maken, kunnen we veel sneller opschalen. We beginnen met twintig gebiedsontwikkelingen, maar het doel is landelijke toepassing.”

Wat zijn MiniBIM en MiniGIM? MiniBIM is het Mini Bouw Informatie Model voor vastgoedontwikkeling, dat de minimale, eenduidige projectinformatie in 3D weergeeft om vroegtijdig beslissingen te nemen over haalbaarheid, opbrengsten en kosten. Deze is ook toegankelijk voor niet-technici. Zie ook www.minibim.nl. MiniGIM (Gebieds Informatie Model) is vergelijkbaar, maar richt zich specifiek op gebiedsontwikkeling. Daarbij helpt het model om kansen, belemmeringen, financiële aspecten en ruimtelijke opgaven inzichtelijk te maken voor alle betrokken partijen. Zie ook www.minigim.nl.

Twintig

“Met een groot aantal partijen werken we aan de Samenwerkingsagenda Toekomstbestendige Gebiedsontwikkeling”, vertelde Spruijt. “We bundelen bestaande programma’s, initiatieven en expertises en versterken de publiek-private samenwerking. Door innovaties, zoals digitalisering en industriële bouw, gericht in te zetten, vertalen we dat wat bewezen werkt naar praktijkgerichte oplossingen in concrete gebieden. Zo versnellen en harmoniseren we gebiedsontwikkelingen, benutten we het bestaande effectiever en bouwen we samen aan een toekomstbestendige leefomgeving. In het voorjaar van 2026 starten we op de eerste locaties om later uit te breiden naar andere gebieden en uiteindelijk naar heel Nederland.”

Niet gefragmenteerd doorgaan

Digitalisering werkt alleen als partijen samenwerken. Dat was een terugkerend punt. Van Dijk. “Het is niet alleen leuker, maar vooral ook veel effectiever om gezamenlijk op te trekken.” Spruijt vulde aan: “Juist door met elkaar te werken, kun je versnellen.” Fahid Minhas, directeur van de Neprom, viel de twee op het podium bij. “We hebben gesprekken nodig, maar ook digitale ondersteuning. Conceptueel bouwen, duurzaamheidsprestaties doorrekenen, dat kan nu allemaal al. Maar we moeten tijd vrijmaken om anders te werken.”

Kennisplatform

De sessie eindigde met een blik vooruit. Van Dijk kondigde aan dat het ministerie werkt aan een kennisplatform om informatie op het juiste moment beschikbaar te maken. Spruijt wees op praktijkvoorbeelden uit bijvoorbeeld Rotterdam, waar een open urban platform wordt ingezet om data te integreren. “Daar leren we van. Het gaat erom dat we niet alleen mooie visies hebben, maar ook concrete tools en processen.” Hij somde het vervolgens op met een schijnbare paradox: ”We hebben met elkaar de neiging om projecten af te bakenen. De boodschap is juist: omarm de complexiteit, organiseer integraal en zet data en technologie in om het vraagstuk en scenario’s inzichtelijk te maken. Zo kun je sneller en beter onderbouwde keuzes maken.”

Foto: Heijblom fotografie.

Verwante artikelen

Laat een reactie achter

Scroll naar boven
Ga naar de inhoud