Gemeente Almere maakt vervoersarmoede zichtbaar: “Wie kan er eigenlijk niet meedoen?”

In Barcelona week het DRO-DMI consortium in hun sessie af van de gebruikelijke technologische focus. Terwijl de mobiliteitswereld zich richt op slimme verkeersstromen, voorspellende modellen en efficiënte infrastructuur, stelde Gerry de Koning, programmamanager smart mobility bij de gemeente Almere, een fundamentele vraag: “Wie kan er eigenlijk niet meedoen?” De sessie draaide om vervoersarmoede – een vaak onzichtbaar probleem – en de manier waarop Almere dit zichtbaar maakt èn aanpakt.

De Koning benadrukte dat vervoersarmoede als onderwerp al uitvoerig is onderzocht. “We hebben dertig wetenschappelijke papers gelezen. Hieruit selecteerden we de zeven meest geciteerde artikelen, omdat die ook het vaakst als referentie werden gebruikt in andere studies. Vervolgens hebben we de auteurs daarvan bij elkaar gebracht. Doel was om niet alleen te blijven hangen in theoretische modellen, maar om te kijken hoe al die kennis praktisch kon worden toegepast.” In plaats van nóg een studie toe te voegen, koos Almere voor een andere aanpak: kwalitatief onderzoek. “Om erachter te kunnen komen wat vervoersarmoede betekent voor mensen zelf. Niet vanuit modellen, maar vanuit hun verhalen.”

In samenwerking met partners vanuit het sociaal domein werden veertien mensen geïnterviewd. Zij hielden een week lang een dagboek bij over hun mobiliteit. Wat bleek? Veel mensen identificeren zichzelf niet als vervoersarm, terwijl ze dagelijks keuzes moeten laten vanwege een gebrek aan vervoer. “Een man liep vier haltes met een versleten knie om geld te besparen op de tram”, aldus De Koning.

Fietsen als sleutel

Een opvallende uitkomst was het disproportionele voordeel van het kunnen fietsen. “Als je kunt fietsen, kun je nog zo arm zijn, maar je redt je vaak nog wel”, stelde De Koning. “Pas als je gezondheid achteruitgaat en je niet meer kunt fietsen, val je echt buiten de boot.” In het Amerikaanse model dat vaak als basis dient voor verkeersanalyses, is fietsen slechts één van de vele factoren. In Almere blijkt het echter een cruciale. Daarom stelde Almere een simpele maar krachtige vraag in hun enquête: Kun je fietsen en heb je een fiets? Deze variabelen werden toegevoegd aan het verkeersmodel, samen met de afstand die mensen kunnen lopen en hun besteedbaar inkomen. Het resultaat? Een veel inclusiever beeld van mobiliteit in de stad.

Nieuwe inzichten

Door deze aanvullende data te integreren in het verkeersmodel, ontstonden nieuwe inzichten. “We zagen dat bepaalde buslijnen cruciaal zijn voor mensen die niet kunnen fietsen of maar beperkt kunnen lopen”, vertelde De Koning. “Schrap je die lijnen, dan valt voor hen de bereikbaarheid volledig weg.” Dit leidde tot concrete beleidsaanpassingen, zoals het behouden van specifieke OV-routes en het strategisch plaatsen van deelscooters in kwetsbare wijken. Ook werd zichtbaar dat het bestaande verkeersmodel slechts zeventig procent van de bevolking representeert. De overige dertig procent – zo’n twee miljoen mensen – vallen buiten de modellen. “Ons hele landje is gebaseerd op die zeventig procent, terwijl de rest ook recht heeft op mobiliteit”, aldus De Koning.

Betere aansluiting

Almere ontwikkelde een synthetische populatie die beter aansluit bij de realiteit van mensen met vervoersarmoede. Deze populatie kan worden geïntegreerd in bestaande verkeersmodellen, zonder dat gemeenten hun hele infrastructuur hoeven te herzien. “Je hoeft niet je hele investering van een paar ton in de prullenbak te gooien”, stelde De Koning. Het model is inmiddels toegepast in Almere en wordt uitgerold in andere gemeenten, waaronder Kampen. Ook voor kleinere kernen zoals Zwifterband en Dronten biedt het waardevolle inzichten. “Juist de plekken waar nooit iemand naar heeft gekeken, krijgen nu aandacht”, zei De Koning.

Digitale toegankelijkheid

Een ander belangrijk aspect is de digitale toegankelijkheid van mobiliteitsdiensten. Zo weten veel mensen niet dat ze recht hebben op aanvullend openbaar vervoer. “Het is simpelweg niet te vinden voor mensen”, aldus De Koning. Almere introduceert daarom een mobiliteitsregisseur die mensen helpt hun weg te vinden in het woud van WMO-, WLZ- en andere regelingen. Daarnaast wordt kritisch gekeken naar de doelgroep van deelsystemen. “Deelscooters zijn vooral voor studenten”, merkte De Koning op. “Maar wij willen ze ook beschikbaar maken voor mensen in kwetsbare wijken.”

Grote impact

De aanpak in Almere laat zien dat het toevoegen van simpele vragen – zoals of iemand kan fietsen – grote impact kan hebben. Het leidt tot andere uitkomsten in verkeersmodellen en daarmee tot ander beleid. “Het oude model houdt stand tot de Hoge Raad”, zei De Koning. “Maar wij voegen een andere groep toe, met andere informatie. En dat maakt het verschil.” De Koning sloot af met een oproep: “Ik vertel dit verhaal niet omdat ik graag op een tribune sta, maar omdat ik graag zou zien dat het elders navolging krijgt. Nederland verandert ten goede als we dit overal inzetten.”

Verwante artikelen

Laat een reactie achter

Scroll naar boven
Ga naar de inhoud