
DMI-dag laat zien: gebiedsontwikkeling integraal met digitaal als het nieuwe normaal
Dagvoorzitter Joost Hoebink heette de 140 aanwezigen, een mix van vertegenwoordigers van gemeenten, kennisinstellingen, ministeries en bedrijven, welkom. “We zitten in een ecosysteem met elkaar. Mijn oproep voor vanmiddag is om niet alleen iemand binnen je eigen kolom te spreken, maar vooral ook iemand van een andere kant. Zo’n ecosysteem werkt alleen als we elkaar kennen en als we samenwerken.”
Heilig geloof in rol van digitalisering
DMI Programmamanager Caspar de Jonge namens het ministerie van IenW en Michelle van Dijk namens het ministerie van VRO deden gezamenlijk de aftrap. “Wij geloven heilig in de rol die digitalisering en innovatie kunnen spelen bij de opschaling van de woningbouw”, aldus Van Dijk, die nauw betrokken is bij het programma Innovatie en Opschaling Woningbouw. “Om meer digitaal samen te werken, moeten we werelden met elkaar verbinden.”
Botsing van culturen?
De wereld van woningbouw is volgens haar echt een andere wereld dan die van het datagedreven werken. Toch is een botsing van culturen volgens Van Dijk niet aan de orde. “Er gebeuren al zoveel mooie dingen in de woningbouw, alleen moeten we initiatieven bij elkaar brengen en echt gaan samenwerken.” De Jonge: “Gebiedsontwikkeling integraal met digitaal, roepen we hier bij DMI altijd. Zeker in de stad waar je nu eenmaal geen blanco canvas hebt, maar waar veel zaken spelen.”
Gedwongen om digitaal te werken
Denk aan de bouwopgave, klimaatadaptatie, de energietransitie, druk op de beschikbare ruimte, het mobiliteitssysteem en de publieke financiën. De Jonge: “Er komt heel veel bij elkaar, wat ons er simpelweg toe dwingt om datagedreven en integraal te werken. En dat kan ook. We roepen alle partijen betrokken bij gebiedsontwikkelingen op om alle data en tooling die er al is, ook echt te gaan gebruiken. Tot nu toe gebeurt dat nog te gefragmenteerd en niet altijd op het moment dat je juist allerlei belangrijke beslissingen moet nemen over het vervolg van een project. En dat terwijl die grote consequenties kunnen hebben.”
Het mag wel wat praktischer
Vanuit Rijk, bedrijfsleven en gemeenten zijn er veel ambities en initiatieven om dat gat te dichten, constateert De Jonge. “Maar het mag allemaal wat praktischer. Ga het doen en ga het gebruiken. Op grote schaal. Er is al heel veel aan standaarden, tooling en data.” Van Dijk: “Er zijn prachtige toepassingen zoals digital twinning en parametrisch ontwerpen. Die tools kun je gebruiken om slimme en duurzame beslissingen te nemen over een gebiedsontwikkeling. ”
Voorhoede van digitaal werken
De Jonge benoemde tot slot nog de kabinetsbesluiten om additioneel 5 miljard voor woningbouw uit te keren en 2,5 miljard voor de ontsluiting daarvan. “Gaan we al die plannen realiseren met pdf’s en A0-vellen? Dat kan niet. Dat jullie hier allemaal zijn, geeft aan dat jullie tot de nieuwe, digitale wereld willen behoren. Een aantal van jullie behoort tot de voorhoede van digitaal werken. Laten we die kennis rap delen en tot afspraken en acties komen.”
Samenwerking tussen Ontwikkelaars en gemeenten
Pim van Meer Redert, voorzitter commissie digitalisering van de NEPROM, Pieter Grevenstuk, manager digitalisering bij Heijmans Vastgoed en Michiel Oomen, programmamanager namens de gemeente Eindhoven schoven aan op het podium. “De opgave in de stad wordt integraler en daarmee ook complexer. En de huidige manier van werken schiet daarvoor gewoon tekort, aldus Michiel Oomen. Daarom ontwikkelen de gemeenten Eindhoven en Helmond een nieuwe manier van werken waarbij digitale middelen een integraal onderdeel worden van de dagelijkse praktijk. Grevenstuk en Van Meer onderschrijven dit van harte. “Ook ontwikkelaars ervaren voortdurend dat Nederland geen leeg veld is”, stelt Van Meer. “Het is van cruciaal belang dat we weten wat er op een locatie speelt, welke doelen we daar willen realiseren en hoe we daar data en technologie voor kunnen inzetten. Met technieken zoals BIM, Digital Twins en Parametrisch ontwerpen kunnen we met data veel sneller verschillende scenario’s en modellen doorrekenen. Het geeft ons een scherper zicht op wat er mogelijk is en dat is enorm waardevol, voor alle partijen in de keten.” Om dat mogelijk te maken, is volgens de heren een grote behoefte aan een uniforme taal.
Hoe kunnen data en digitale toepassingen helpen om een gebiedsontwikkeling te versnellen? Dat was de hamvraag afgelopen donderdagmiddag 20 maart in het DMI Centre in Amersfoort. Daar bleek dat er al heel veel data, digitale tools en toepassingen beschikbaar zijn en dat het dus vooral een kwestie is van doen.
“Nu lijkt er sprake van een wildgroei aan indicatoren, waarmee gekeken kan worden naar een gebiedsontwikkeling. Iedere partij gebruikt eigen indicatoren, wat contraproductief werkt. Daar moet veel meer eenduidigheid in komen”, stelt Grevenstuk. “Dan kunnen we verbanden leggen, thema’s vergelijken en onderlinge effecten laten zien. Eenduidige indicatoren geven alle betrokken partijen houvast in het proces en dragen dus zeker bij aan die versnelling die zo nodig is.” Als aansprekend voorbeeld op dit gebied noemt Grevenstuk de gemeente Rotterdam. Zij hebben een aantal heldere spelregels met elkaar geformuleerd. “En dat maakt het eenvoudig om plannen te toetsen aan het beleid. Dan zijn de kaders helder, kan er gesproken worden over ambities en kunnen we gaan kijken naar de ontwerpmogelijkheden. Dat werkt enorm goed en geeft aan alle kanten helderheid.”
Oomen herkent dit. “Die parameters of indicatoren zo je wilt, ze moeten een gezamenlijke taal vormen die alle partijen in zowel beleid als uitvoering hanteren. Maar dat vraagt nadrukkelijk vertrouwen. Partijen moeten ervan uit durven gaan dat de ander diezelfde indicatoren gebruikt.” Toch ziet Oomen de innovatie niet zozeer in het gebruik van data of digitale techniek an sich. “De kern zit ‘m in het sociale, de innovatie is veel meer organisatorisch gedreven. Daar moet adaptatie plaatsvinden.” Bij die nieuwe manier van werken staan experts centraal. “We moeten durven oefenen in het met elkaar ontwerpen. Daarin ligt de oplossing. De gemeente is dan behoeftestellend naar de digitale wereld.”
Gevraagd naar de rol die de heren zien voor DMI, antwoordt Oomen: “Ik stel me voor dat we op lokaal niveau moeten leren. Daar moet sprake zijn van een proeftuin, waarin we concreet aan de slag gaan en leren. Laat DMI dit proces vooral op landelijk niveau regisseren en vastleggen. Die gemeenschappelijke deler die we vanuit die proeftuinen kunnen vinden met elkaar, laten we die behoefte laten landen in DMI. Dan komen we samen verder.”
Aan de voorkant haalbaarheid bepalen
Na de pauze gingen de deelnemers uiteen naar keuzesessies over drie onderwerpen. Een van de sessies ging over integraal en digitaal: hoe krijgen we meer samenhang tussen de verschillende ontwikkelopgaven? In een andere sessie lieten de gemeente Woerden en Starling aan de hand van een concreet voorbeeld zien hoe de inbreng van bewoners onmisbaar is voor een succesvolle gebiedsontwikkeling en vooral hoe het gebruik van data kan helpen om ook de bekende stille meerderheid te betrekken. De derde sessie verhaalde over eenzelfde, stevig datafundament. Immers, samenwerking leidt tot gedeelde oplossingen en meer vooruitgang. Tijdens die sessie kwamen tal van voorbeelden voorbij. Als je de minimale programmavereisten weet die een showstopper kunnen zijn, kun je aan de voorkant met data en digital twins bekijken of een project wel haalbaar is op een plaats. Paul Strokap van ontwikkelaar VORM: “Hoe eerder je zit in het proces, hoe meer foutkosten je voorkomt als gevolg van zo’n showstopper.”
De data is er
Daarbij is data zoals van PDOK (Publieke Dienstverlening Op de Kaart) dat open datasets van de overheid met actuele geo-informatie biedt, en het Nationaal Georegister behulpzaam. Strokap: “De eerste heeft 239 datasets, de tweede 271. Kortom, de data is er.” Hij liet als voorbeeld een geluidskaart zien van een binnenstedelijk traject. “Als je die geluidskaart in een vroeg stadium bekijkt, dan zie je meteen al dat je met woningbouw een probleem hebt dat direct impact heeft op het ontwerp.” Rik Klooster van Future Insight vertelde over hun datahub waar partijen betrokken bij een project in de leefomgeving één bron van data hebben waaruit ze putten. Kevin Otjes van Analyze liet zien dat digitals twins een onderwerp meer laten leven. “Zo’n digital twin hebben we bijvoorbeeld voor de gemeente Dordrecht gebouwd voor de thema’s ondergrond en geluid.” Als laatste in de sessie kwam Lelystad aan de beurt met een digitale samenwerking voor Flevokust haven, een ontwikkeling van een bedrijventerrein van 200 hectare. Een bewijs dat grondstromen circulair kunnen worden verwerkt, met behulp van data over de ondergrond.
Satellietbeelden voor meten parkeerdruk
Na de pauze was er een tweede ronde van keuzesessies. De eerste sessie ging over hoe data en digital twins ons kunnen helpen om vroegtijdig inzicht te krijgen in de samenhang tussen het ontwerp van de stad en de maatschappelijke kosten en baten. De tweede behandelde de DMI Producten en Data Exchange en vooral het praktische gebruik hiervan bij een gebiedsontwikkeling Met de grootschalige gebiedsontwikkeling van het Maasterras in Dordrecht als concreet voorbeeld lieten Analyze, Dexes en AMS-IX zien hoe (eenvoudig!) dat werkt. Als derde was er de sessie over de waarde van satellietbeelden en luchtfotografie bij gebiedsontwikkeling. Bij een groot aantal gemeenten is nog onvoldoende bekend welke ongekende mogelijkheden ook deze bronnen van data opleveren. Alkmaar gebruikt deze onder meer voor het meten van de parkeerdruk en daarmee kan het besparen op scanauto’s en manuele tellingen. Helmond past het toe voor de monitoring van de luchtkwaliteit. En Apeldoorn op haar beurt gebruikt de beelden voor het opsporen van activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen.
Honderdste DMI-lid
Nadat in een eerdere pauze DMI en digiGO een belangrijke stap zetten in de samenwerking door deze te formaliseren met het ondertekenen van een samenwerkingsovereenkomst, kwamen de aanwezigen aan het eind van de middag nog een tweede keer plenair bij elkaar. Met een borrel in de hand werd de gemeente Hilversum als de honderdste deelnemer van DMI in het zonnetje gezet. En inmiddels staat de teller al op 108. In een kort gesprek met Joost Hoebink vertelden Hilke van den Berg en Femke Migchelbrink namens Hilversum over hoe zij datagedreven sturing gebruiken voor de ontwikkeling van de gebieden Spoorzone en Sportpark. Van den Berg: “We brengen alle relevante data voor een project bij elkaar, zodat zowel interne collega’s als externe betrokken partijen deze kunnen gebruiken. Zo werken ze vanuit dezelfde data, hebben ze eenzelfde waarheid en hebben ze op een hele efficiënte manier toegang tot data.” Migchelbrink: “Zo kun je echt integraal werken. Dat betekent dat je samen werkt en samen kijkt naar onderwerpen als klimaatadaptief bouwen, verkeers- en vervoerstromen en het sociaal domein.” De twee vertegenwoordigers van Hilversum ontvingen een speciaal welkomstpakket van DMI, bestaande uit een kleurig t-shirt en de bekende DMI Thermocan. DMI in de persoon van Arjan Spruijt ontving van Hilversum een miniatuur 3D-print van het Hilversumse Raadshuis.
Tijdens de afsluitende borrel werd stevig genetwerkt.
Alle presentaties van afgelopen donderdag zijn te vinden op het DMI-platform. De fotoreportage is hier te vinden.
Reacties