‘Data maakt mobiliteitshub zichtbaar voor gebruiker’
Als gemeenten hun data delen, dan worden hubs zichtbaar voor gebruikers. Een belangrijke voorwaarde voor succes, zo blijkt op 9 juli in Utrecht tijdens de startbijeenkomst van het Landelijk programma mobiliteitshubs.
Na wat heen en weer praten rond een poster met geeltjes zijn ze eruit, de beleidsadviseurs van pakweg acht gemeenten. Om van mobiliteitshubs een succes te maken, moet data hierover op een neutrale plek worden ontsloten. App-bouwers, van Google tot Gaiyo, kunnen die data dan gebruiken voor hun reisadviezen.
De adviseurs brainstormen tijdens de startbijeenkomst van het Landelijk programma mobiliteitshubs in Utrecht op uitnodiging van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Gemeenten kunnen bij het platform onder meer richtlijnen en afspraken op elkaar afstemmen en kennis en ervaring uitwisselen.
Data-ontsluiting
De data van mobiliteitshubs – een plek in een wijk of stad met naast parkeerplaatsen ook voorzieningen als deelfietsen en -auto’s of openbaar vervoer – kunnen gemeenten zelf ontsluiten. Zo oppert een van de beleidsadviseurs rond de poster met geeltjes. Collega-adviseurs knikken instemmend. Sluit je een contract af met een beheerder van een hub of parkeergarage, dan spreek je af dat die de gegevens over bijvoorbeeld bezetting deelt. Maar waar kun je de data open en transparant samenbrengen zodat er ook echt wat mee gebeurt?
‘Zo’n plek is er al’, vertelt thematrekker Anna Bootsma van DMI-ecosysteem en begeleider van de brainstorm. De beleidsadviseurs kijken haar belangstellend aan. ‘DMI-ecosysteem werkt samen met gemeenten, marktpartijen en kennisinstellingen aan de centrale ontsluiting van data. Dat zou DMI ook voor de data van hubs kunnen doen’, legt Bootsma uit.
Nieuwbouwwijk
Een mobiliteitshub kan overal in de stad worden ingericht, maar de meeste worden gepland in nog te bouwen wijken. Hubs bieden een oplossing voor nogal wat stedelijk problemen. Denk aan betere benutting van de schaarse ruimte door autoverkeer te beperken. En woongebieden inrichten op de gevolgen van klimaatverandering.
‘In de nieuwbouwwijk Middelsee, waar zo’n 3.200 woningen zijn gepland, moet ruimte komen voor groen, hittestress en piekregens’, legt Hein Waterlander van de gemeente Leeuwarden uit. Hierdoor is er minder ruimte voor auto’s. De gemeente Leeuwarden richt daarom mobiliteitshubs in.
Deelmobiliteit
In de nieuwbouwwijk Middelsee bouwt Leeuwarden een mobiliteitshub bij het deelproject Fellingen, waar 224 woningen komen. De hub biedt in eerste instantie plek aan zo’n 130 parkeerplaatsen. De parkeernorm, het aantal parkeerplaatsen per huishouden, komt daarmee uit op 0,5. Is het nodig, dan kan het aantal parkeerplaatsen worden uitgebreid. Bij de hub komen ook deelauto’s en -bakfietsen te staan.
Waterlander: ‘Met de bakfietsen kunnen mensen boodschappen doen, zo beperken we het aantal korte autoritten. En er komen afhankelijk van de vraag maximaal 32 deelauto’s, zodat mensen mobiel zijn maar geen eigen auto nodig hebben.’
Communicatie
Communicatie is volgens Waterlander een belangrijke succesfactor. ‘We moeten het idee van mobiliteitshub goed uitleggen aan de makelaars die de nieuwbouwwoningen verkopen’, benadrukt hij.
Waterlander: ‘Zo’n hub betekent niet alleen ‘parkeren op afstand’, waardoor je auto niet meer bij je huis staat. Maar ook dat je in een groene en voor kinderen veilige omgeving woont, omdat auto’s in een hub staan aan de rand van de wijk.’
Meer weten? Neem via LinkedIn contact op met onze thematrekker Anna Bootsma.
Reacties